|
|||||||||||||||||||||||||||||
ga naar 1 gotiek (tot ± 1550) |
13 de chalet stijl |
||||||||||||||||||||||||||||
2 renaissance (1600-1640) |
14 jugendstil (1890-1910) |
||||||||||||||||||||||||||||
3 hollands classicisme (1625-1700) |
15 berlage en de bazel |
||||||||||||||||||||||||||||
4 lodewijk XIV (1700-1750) |
16 sociale woningbouw |
||||||||||||||||||||||||||||
5 lodewijk XV (1740-1770) |
17 de amsterdamse school |
||||||||||||||||||||||||||||
6 lodewijk XVI (1770-1800) |
18 art déco |
||||||||||||||||||||||||||||
7 empire (1800-1820) |
19 frank lloyd wright |
||||||||||||||||||||||||||||
8 neo-grec (1820-1840) |
20 de late amsterdamse school |
||||||||||||||||||||||||||||
9 neo-stijlen |
21 het nieuwe bouwen |
||||||||||||||||||||||||||||
10 neo-gothiek (1830-1910) |
22 de delftse school |
||||||||||||||||||||||||||||
11 neo-renaissance (1880-1910) |
23 rond de tweede wereldoorlog |
||||||||||||||||||||||||||||
12 de internationale stijl (vanaf 1880) |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De oudste gebouwen die in
Amsterdam nog bestaan, dateren van vóór 1550. Zij zijn gebouwd in de
gotische stijl, de laatste bouwstijl van de middeleeuwen. Er zijn niet meer
dan twee woonhuisgevels over, naast enkele kerken en vestingwerken of resten
daarvan. De enige complete gotische kerken die je in Amsterdam nog zien kunt, zijn de Oude Kerk (b, c) en de Nieuwe Kerk, die hoog oprijzen boven de omringende huizen. Dat beeld wordt nog versterkt door de grote hoge ramen die uitlopen in spitsbogen. Die spitsbogen zijn het duidelijkste kenmerk van de gotiek. Ook echt gotisch is de uitgebreide, drukke versiering. Kijk maar eens naar de bovenranden van de gevels van de Oude Kerk: die zijn niet glad, maar bezet met tal van natuurstenen figuren. In het echt (maar niet op de foto) zijn te onderscheiden: "pinakels" (een soort spitse miniatuurtorentjes), "hogels" (plompere, knopachtige uitsteeksels) en "kruisbloemen" (een min of meer bloemvormige figuur). In het interieur van beide kerken valt op dat het schip en andere grote ruimtes een houten kap hebben. Daarin verschillen zij van de meeste buitenlandse gotische kerken, die op een minder slappe bodem gebouwd zijn en daardoor stenen gewelven kunnen dragen. Alleen kleine kapellen hebben ook bij ons fraaie stenen gewelven (c). Van de middeleeuwse vestingwerken zijn de Schreierstoren en de Waag en de onderste delen van de Montelbaanstoren en de Munttoren nog over. Zij zijn alleen voor de verdediging bedoeld en daarom nauwelijks versierd. Het meest opvallend zijn de horizontale natuurstenen banden, de "speklagen".
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Rond 1400 ontstaat in Italië de renaissance, een wedergeboorte waarbij vormen uit de klassieke oudheid de boventoon voeren en afgerekend wordt met de vormen uit de middeleeuwen, die beschouwd worden als een "duistere tijd", die zo gauw mogelijk vergeten moet worden. Net als in andere Noord-Europese landen begint die nieuwe richting bij ons pas in de loop van de 16e eeuw heel geleidelijk door te dringen. Er zijn maar weinig Hollandse architecten die in die tijd zelf naar Italië reizen om de renaissance stijl met eigen ogen te zien. De vroegste renaissance-decoraties zijn dan ook meestal gekopieerd uit voorbeeldboeken, vooral die van de Antwerpenaar Hans Vredeman de Vries. De ornamenten op het poortje van de Agnietenkapel, uit 1571 (d), zijn daar een goed voorbeeld van. Ook de krullen op de gevel van het "Militiegebouw" aan het Singel (a), van veel latere datum (1606), zijn nog steeds Vredeman de Vries-achtig. Dergelijke ornamenten worden meestal tamelijk willekeurig op de gevels aangebracht en soms zelfs gewoon gecombineerd met oudere gotische vormen, zoals bijvoorbeeld te zien is in het bovenste deel van de Noordgevel van de Nieuwe Kerk, van ± 1540.
Met de "val van Antwerpen" in 1585, d.w.z. de afsluiting van de Schelde door de Spanjaarden) is Amsterdams grootste concurrent voorgoed uit de weg geruimd en groeit de stad in ongelofelijk tempo uit tot de belangrijkste handelsstad ter wereld. Vanaf die tijd verrezen dan ook enorme aantallen nieuwe gebouwen in de nieuwe renaissance-stijl, waaronder veel woonhuizen. Binnen de periode waarin de renaissance-architectuur overheerst, volgen allerlei varianten elkaar op. De oudste gevels laten nog betrekkelijk bescheiden ornamenten zien, terwijl de latere er vaak helemaal mee overdekt zijn. Die ontwikkeling komt vooral voor rekening van Hendrick de Keyser, van 1595 tot zijn dood in 1621 stadssteenhouwer en -beeldhouwer (in feite stadsarchitect van Amsterdam). Het huis De Gecroonde Raep (c), uit 1615, is een goed voorbeeld van zijn stijl. De Keyser's invloed werkt nog lang na zijn dood door; wèl worden de vormen geleidelijk weer soberder en vooral forser. De belangrijkste kerken in renaissance-stijl zijn ontworpen door Hendrick de Keyser: de Zuider-, de Noorder- en de Westerkerk. Ook deze zijn rijk voorzien van klassieke elementen. Vooral aan de langwerpige plattegrond van de Zuider- en de Westerkerk zie je nog duidelijk de directe afkomst van hun gotische voorgangers. Van de openbare gebouwen zijn de bekendste waarschijnlijk het al genoemde Militiegebouw (Singel 432, a), het Oost-Indisch Huis (zetel van de Verenigde Oost-Indische Compagnie) in de Nieuwe Hoogstraat (f) en het Korenmetershuisje aan de Nieuwe Zijds Kolk.
__________________________________________________________________________ De plotselinge groei van
Amsterdam, en de daarbij behorende bevolkingsaanwas, wordt voor een flink
gedeelte veroorzaakt door de komst van immigranten uit andere Europese
landen. Daaronder zijn veel vluchtelingen, o.a. de Antwerpenaren die al
vanaf 1585 massaal naar Amsterdam trekken en de Joden die in de loop der
tijd uit Spanje en Portugal verdreven worden. Die groepen brengen veel
kennis en beschaving mee, die van groot belang zijn voor Amsterdam. ___________________________________________________________________________ |
|||||||||||||||||||||||||||||
3 HOLLANDS CLASSICISME (1625-1700) |
|||||||||||||||||||||||||||||
Jacob van Campen begint al vroeg louter als hobby te schilderen; pas later raakt hij geïnteresseerd in de architectuur. Daarvoor maakt hij een lange studiereis naar Italië, het centrum van de nieuwe architectuur. Zijn aandacht gaat vooral uit naar het zeer klassiek aandoende werk van de Venetiaan Andrea Palladio. Van Campen slaagt erin om diens Italiaanse vormentaal aan te passen aan het Hollandse klimaat, de Hollandse bouwmaterialen en ook aan de Hollandse smaak. In Amsterdam, maar ook elders, wordt al gauw alleen nog gebouwd in de trant van Palladio (en van diens leerling Scamozzi). Dat Van Campen zich in de hoogste kringen beweegt, heeft bij die snelle verspreiding zeker een grote rol gespeeld. De nieuwe stijl wordt pas later bekend als Hollands Classicisme. Het strenge Hollands Classicisme breekt volledig met de vrolijke en overdadig versierde renaissance. Het dubbele huis voor de gebroeders Coymans aan de Keizersgracht is het eerste bouwwerk in de nieuwe stijl en bovendien het allereerste bouwwerk van Jacob van Campen; hij ontwerpt het in 1625, kort na zijn terugkomst uit Italië. Nog geen echt meesterwerk, maar het laat de kenmerken van het Hollands Classicisme al wel goed zien. Later bouwt Van Campen in Amsterdam nog het kolossale stadhuis (nu paleis) op de Dam, het onbetwiste hoogtepunt van het Hollands Classicisme, en de statige gevels van de meisjesbinnenplaats van het Burgerweeshuis (e).
1. De gevels zijn streng
van compositie De architect die als eerste de vormentaal van Van Campen's classicisme, met zijn pilasters en andere klassieke elementen weet toe te passen op de smalle, hoge Amsterdamse gevels, is Philips Vingboons. Zijn "uitvinding" is de halsgevel. Bij rijke huizen versiert hij de hele gevel met zware pilasters en lijsten en vult hij de ruimte aan weerszijden van de hals op met uitbundig beeldhouwwerk (b). Vingboon's rijk bewerkte halsgevels worden zó toonaangevend dat ze zelfs bekend staan als "Vingboonsgevels", ook als ze door andere architecten ontworpen zijn (f). Halsgevels worden - meestal in eenvoudigere vorm - al gauw de meest gebruikte gevelvorm in Amsterdam en blijven dat tot ver in de 18e eeuw (d).
DE "STRAKKE STIJL" (1665-1700)
Het glorieuze Hollands
Classicisme heeft maar een kort bestaan: al rond 1665 worden de gebouwen
soberder en verdwijnen bijna alle versieringen van de gevels. Deze late
vorm wordt meestal simpelweg de "Strakke Stijl" genoemd.
terug
DE 18e EEUW
Een beetje geschiedenis In de meeste Europese landen krijgen in de loop van de 17e eeuw de uitbundige stijlen de overhand, die samen "barok" genoemd worden (denk b.v. aan België, en dan vooral aan de Grote Markt in Brussel). Maar pas rond 1700 duikt deze stijl ook aarzelend in Amsterdam op. Hij ontwikkelt zich pas goed vanaf de komst van de beroemde Fransman Daniel Marot, een van de vele Hugenoten die Frankrijk moeten ontvluchten om hun geloof. Daniel Marot is opgeleid aan de Parijse Académie Royale d'Architecture, de school die door koning Lodewijk XIV is opgericht met als voornaamste doel om met een nieuwe, barokke stijl in binnen- en buitenland indruk te maken. Dat is wonderwel gelukt: in heel Europa wordt de Franse "Zonnekoning" bewonderd om de pracht en praal van zijn paleis in Versailles en elke Europese vorst probeert in zijn eigen hoofdstad zijn eigen kleine Versailles te bouwen. Marot's ontwerpen voor interieurs en meubels (en pas later ook hele gebouwen) worden bij ons dan ook met open armen ontvangen. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
4 DE LODEWIJK XIV STIJL (1700-1750) |
|||||||||||||||||||||||||||||
De Republiek behoort tot de
staten die de onder Lodewijk XIV ontwikkelde stijl trouw opvolgden. Ook de
latere Franse hofstijlen worden tamelijk precies nagevolgd, zodat er bij
ons ook een Lodewijk XV, een Lodewijk XVI en een Empire stijl voorkomen.
Alleen lopen wij steeds een flink eind achter, zodat de jaartallen van de
Franse koningen niet precies kloppen met die van de bouwstijlen die naar
hun genoemd zijn!
1. Het allerbelangrijkste
zijn de grote, indrukwekkende en zware (barokke) versieringen,
zelfs op de kleinste huizen (te zien op alle foto's hierboven). Tussen 1700 en 1740 worden in Amsterdam heel veel woonhuizen in Lodewijk XIV stijl gebouwd, maar publieke gebouwen en kerken veel minder. De beste voorbeelden zijn wel de Nieuwe Synagoge aan het Jonas Daniël Meyerplein, tegenover de al genoemde Portugees Israëlitische Synagoge (let vooral op de enorme krullen boven de hoofdingang, f) en het uitbundig versierde Corvershof aan de Nieuwe Herengracht (sterk verschillend van de liefda-digheidsgebouwen links en rechts ernaast, die stammen uit andere, veel soberdere perioden). __________________________________________________________________________
Een beetje geschiedenis Om te weten hoe het verder
gaat, moeten we weer naar Frankrijk kijken. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
5 DE LODEWIJK XV STIJL (1740-1770) |
|||||||||||||||||||||||||||||
In Frankrijk ontwikkelt zich rond
1730 een totaal nieuwe stijl: de Lodewijk XV stijl. Buiten
Frankrijk wordt vaak ook gesproken over Rococo, afgeleid van het
Franse woord "rocaille". Dat betekent zoiets als onregelmatige rotsen of
grotten (die toen vaak in tuinen en parken aangelegd werden). Al gauw worden
daar ook andere krullen en figuren bij gerekend, zoals b.v. onregelmatige
schelpfiguren.
1. Eén kenmerk maakt dat je
een Lodewijk XV gebouw (of Lodewijk XV meubel) onmiddellijk kunt
onderscheiden van gebouwen uit alle periodes daarvoor: veel van de
ornamenten zijn plotseling asymmetrisch
(goed te zien in foto's a,
e, f en g). Dat was in de hele Europese geschiedenis nog nooit
vertoond! Kortom, de stoere en zware "mannelijke" Lodewijk XIV stijl heeft plaats gemaakt voor de lichtere "vrouwelijke" Lodewijk XV stijl.
De Lodewijk XV stijl in Amsterdam De Lodewijk XV stijl duikt
in Amsterdam rond 1740 tamelijk plotseling op. Deze stijl past bij uitstek
bij onze toch al zwierige klokgevels (b). Verreweg de meeste klokgevels in
Amsterdam hebben dan ook luchtige krullen en asymmetrische Lodewijk XV
kuiven. _________________________________________________________________________
Een beetje geschiedenis In de loop van de 18e eeuw verandert de hele maatschappij sterk, vooral in Frankrijk, maar in mindere mate ook bij ons. De intelligentsia richt zich meer op maatschappelijke problemen, staatsinrichting, filosofie e.d. In die tijd ontwikkelt zich dan ook een grote belangstelling voor de tijd waarin de hele samenleving nog serieus en rechtvaardig lijkt te zijn: de klassieke Griekse en Romeinse oudheid. Het is daarom niet verrassend dat de overdadige en frivole Rococo al gauw plaats moet maken voor de veel strengere klassieke architectuur. De verschillende bouwstijlen die zich vervolgens ontwikkelen en tot ver in de 19e eeuw de bouwkunst zullen beheersen, worden samen aangeduid als het Neoclassicisme. De eerste ervan is de Lodewijk XVI stijl.
_______________________________________________________________________ |
|||||||||||||||||||||||||||||
Vreemd genoeg lees je nog vaak dat er in Amsterdam in de Lodewijk XVI stijl heel weinig gebouwd is. Dat is waarschijnlijk vooral doordat de sobere Lodewijk XVI huizen minder opvallend zijn dan die uit de periodes daarvoor. Misschien speelt ook een rol dat er in de tweede helft van de 18e eeuw vooral bestaande huizen aangepast werden aan de nieuwe smaak en er veel minder helemaal nieuwe huizen gebouwd werden. Hoe dan ook, vanaf rond 1770 wordt in Amsterdam bijna alleen nog in de Lodewijk XVI stijl gebouwd en verbouwd. Zonder dat de meeste mensen het weten, is die stijl nog overal in het centrum van Amsterdam te vinden - ook al gaat het soms alleen maar om onderdelen.
1. Bijna alle Lodewijk XVI
huizen hebben strenge lijstgevels (b, c, d); zwierige hals- en
klokgevels zijn uit de mode. |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
h i
Tegen het einde van de 18e
eeuw wordt men zich ervan bewust dat toegepaste decoraties wel op de
klassieke oudheid geïnspireerd zijn, maar de soberheid en strakheid daarvan
missen. In die tijd zien we de decoraties dan ook geleidelijk nog veel
strenger en vaak ook veel zwaarder worden. Bovendien neemt hun aantal sterk
af, niet alleen op de gevels, maar ook in de interieurs. Het eerst
gebeurt dat natuurlijk weer in Frankrijk, maar later ook bij ons. Op de
foto's hierboven is dat goed te zien. ___________________________________________________________________________ DE 19e EEUW
Een beetje geschiedenis De Franse revolutie van 1789 brengt vooral in Frankrijk zelf enorme veranderen teweeg. Naar de steeds wisselende regeringsvormen worden de verschillende neo-classicistische stijlen die elkaar opvolgen aangeduid als "directoire", "consulat" en als hoogtepunt "empire", de stijl uit de periode van 1804 tot 1815 waarin Napoleon als keizer regeert. De naam "empire" ("keizertijd") is heel toepasselijk: Napoleon voelt zich een echte Romeinse keizer, en begint al in 1799 welbewust met het scheppen van een nieuwe stijl die zijn grootsheid weerspiegelt - vergelijkbaar met Lodewijk XIV een eeuw eerder. Daarvoor neemt hij de ontwerpers Percier en Fontaine in dienst. Die zijn niet alleen verantwoordelijk voor de grote veranderingen die de stad Parijs ondergaat, maar ook voor een nieuwe meubelstijl. Zelfs de (dames)kleding is direct op de Romeinse keizertijd geïnspireerd! Vooral omdat de politieke veranderingen bij ons veel geleidelijker verlopen, zijn die verschillende Franse periodes hier niet goed te onderscheiden. Meestal wordt alles tot omstreeks 1800 Lodewijk XVI genoemd en de hele periode daarna, tot omstreeks 1830, empire. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Voor de empire stijl geldt
hetzelfde als voor de daaraan voorafgaande Lodewijk XVI stijl: overal kan je
lezen dat er in het begin van de 19e eeuw in Amsterdam bijna niet
gebouwd is en dat er daardoor maar weinig voorbeelden van de empire stijl te
zien zijn. Ook nu wordt dus weer vergeten dat er ook in die tijd weer heel veel
al bestaande gebouwen aangepast zijn aan de heersende stijl. Als je goed
kijkt, zie je dat aan de Amsterdamse grachten de empire stijl, samen met
de late Lodewijk XVI stijl, zelfs sterk overheerst.
Waaraan is de empire stijl te herkennen? De voornaamste kenmerken zijn: 1. Zware, massale en
strenge gevels (a, b), vaak met brede muurdammen, d.w.z. de muurstroken
tussen de ramen, waardoor de gevels extra massaal lijken. ______________________________________________________________________
Een beetje geschiedenis Het keizerrijk van Napoleon bestaat maar kort. Maar als bouwstijl heeft het Empire een lange nasleep: nog lang nadat Napoleon in 1815 bij Waterloo verslagen is, tonen vooral paleizen en andere grote gebouwen een zware, streng classicistische stijl. In sommige landen (b.v. Rusland met zijn prachtlievende hof) hebben die nog steeds zuivere Empire-vormen. Maar in de meeste andere landen wordt de stijl geleidelijk soberder, om niet te zeggen kaler. Bij ons is daarbij van betekenis dat er lange tijd een grote economische malaise heerst. Er wordt heel weinig gebouwd; en wat er gebouwd wordt, heeft maar weinig dure versieringen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De versoberde
neoclassicistische stijl na de Napoleontische tijd heeft nog maar weinig
verwantschap met de pompeuze architectuur uit de Romeinse keizertijd, maar
des te meer met de veel meer ingetogen architectuur van de Griekse oudheid.
Vaak wordt dan ook als naam niet meer empire, maar neo-grec (nieuw-Grieks)
gebruikt. Kerken uit deze tijd (e) worden meestal aangeduid met de vreemde term "Waterstaatskerken". Dat zit als volgt. De katholieken in ons land mochten heel lang alleen in schuilkerken bij elkaar komen. Daarin komt pas tijdens de Franse overheersing, van 1795 tot 1815, enige verbetering. Al gauw daarna, in 1824, stelt koning Willem I een regeling in waarbij de bestaande kerken verdeeld worden over protestanten en katholieken. Vreemd genoeg geldt daarbij dat elk kerkgenootschap de kerken die het al in bezit heeft, mag houden. Dit betekent dat er vooral voor de katholieken grote aantallen nieuwe kerken gebouwd moeten worden, waarvoor de overheid financiële ondersteuning geeft. Maar de overheid bepaalt ook dat de bouw gecontroleerd moet worden door de ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. Dit komt erop neer dat die ingenieurs zelf een groot aantal kerken volgens hetzelfde stramien ontwerpen - en kerkontwerpen van andere architecten sluiten daar doorgaans nauw bij aan. __________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
ECLECTICISME (VANAF HET MIDDEN VAN DE 19e EEUW)
Rond 1840 raakt het
classicisme, en daarmee het neo-grec, uit de gratie. Maar het zoeken naar
een nieuwe stijl gaat niet zonder problemen. Daarbij spelen een rol: Dit is de tijd van de neo-stijlen waarin ontwerpers steeds meer "kiezen" uit stijlen uit het verleden. Vooral de beginperiode, als er schijnbaar in het wilde weg stijlen naast en zelfs door elkaar op hetzelfde gebouw toegepast worden, wordt nog vaak eclecticisme genoemd. Die term betekent niet meer dan zoiets als "uitzoekerij" en is denigrerend bedoeld: deze manier van bouwen werd lange tijd algemeen beschouwd als het dieptepunt in de architectuurgeschiedenis. Tegenwoordig wordt er minder negatief over geoordeeld. Men beseft nu dat architecten ook toen zorgvuldig te werk gingen en weloverwogen een keuze uit eerdere stijlen maakten - ook al bestaat er nog steeds weerstand tegen. Naast het eclecticisme ontwikkelen zich verschillende "echte" neo-stijlen. Dat wil zeggen: stijlen gebaseerd op één vroegere periode - en dan systematischer en op serieuzere gronden dan de bij het eclecticisme het geval was. De belangrijkste zijn de neo-gotiek en de neo-renaissance. Toch houdt het eclecticisme verrassend lang lang stand. We zullen nog een vooraanstaand architect tegenkomen die er zelfs in het eerste decennium van de 20e eeuw nog veel succes mee had. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De latere koning Willem II
woont lang in Engeland en ontwikkelt daar een passie voor de neo-gotiek. Na
zijn terugkeer in Nederland speelt hij door het verlenen van bouwopdrachten
een belangrijke rol bij de opkomst van de neo-gotiek. Het gotische bestaat
in die tijd uit nauwelijks meer dan gestucte gotische versieringen,
aangebracht aan de binnen- en buitenkant van verder tamelijk
traditionele gebouwen. Deze vroegste vorm van neo-gotiek wordt dan ook wel
Willem II gotiek of stukadoorsgotiek genoemd. In Amsterdam
zijn er maar weinig voorbeelden van. Genoemd kunnen worden: de al besproken
kerk aan de Groenburgwal en verder de kerken De Papegaai in de Kalverstraat en Het Onbevlekt Hart van Maria aan de Keizersgracht.
De architect die direct van
deze nieuwe situatie profiteert, is P.J.H. Cuypers, die rond 1853 juist aan
zijn carriëre begint. Hij vindt zijn inspiratie niet in Engeland, zoals de
vroegste neo-gotische architecten in ons land, maar in Frankrijk. Daar is
de neo-gotiek vooral bekend door de restauraties van kerken en kastelen door
Eugène Viollet-le-Duc. Deze laat zich wel door de gotiek inspireren, maar
hij is ook een rationalist, die bij zijn werk nieuwe vormen en vooral nieuwe
materialen toepast - tot zelfs staalconstructies aan toe. Naast neo-gotische kerken telt Amsterdam ook een aantal neo-gotische publieke gebouwen, b.v. het vroegere hoofdpostkantoor aan de Nieuwezijds Voorburgwal, nu Magna Plaza. Woonhuizen in neo-gotische stijl zijn er maar weinig. Het mooiste voorbeeld staat wel aan de Reguliersgracht (c). __________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte nog iets over het Rijksmuseum en het Centraalstation, de grootste en bekendste Amsterdamse gebouwen van Cuypers. In plaats van de zuiver neo-gotische stijl waarmee hij zo beroemd is geworden, laten deze vooral neo-renaissance zien, met niet meer dan wat neo-gotische toevoegingen. __________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
12 DE "INTERNATIONALE STIJL"
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Omstreeks 1870 verschijnen in Amsterdam de eerste gebouwen - en dan vooral warenhuizen, grote kantoren en publieke gebouwen - die geïnspireerd zijn op de moderne architectuur in het buitenland. De meeste indruk maakt de nieuwe Ring rond het centrum van Wenen, met zijn gebouwen in een pompeuze, min of meer klassieke stijl. Maar ook Amerika begint mee te tellen. Een bekend Amsterdams gebouw in deze Internationale Stijl is het Metz-gebouw aan de Keizersgracht (a), dat als "Gebouw New York" de trots van alle Amsterdammers is. Andere voorbeelden zijn de kledingzaken De Bonnetterie (b) en Hirsch (c) en tenslotte het Concertgebouw (d). De Internationale Stijl blijft heel lang in gebruik en is nog ver in de 20e eeuw de stijl bij uitstek voor warenhuizen en kantoren. Daarover later meer.
terug
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Tijdens een lange periode in de 19e eeuw worden er gebouwen gemaakt met ingewikkelde, vèr uitstekende houten dakconstructies en houten vakwerk, ontleend aan Zwitserse chalets en Engelse landhuizen. Eerst zien we deze "Chalet-stijl" vooral bij nutsgebouwen als wachthuisjes, portiersloges en opslagplaatsen (a), maar later worden zij ook toegepast op andere gebouwen zoals woonhuizen (b, c) en dan gecombineerd met allerlei verschillende bouwstijlen. Misschien is het dus niet echt een eigen, aparte stijl; maar omdat deze gebouwen zo opvallend zijn en zo vaak voorkomen, worden ze meestal toch behandeld als aparte groep. __________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Tegen het einde van de 19e eeuw groeit het gevoel dat er iets anders te vinden moet zijn dan al die na-aperij van vroegere stijlen met hun gestucte zuilen, tympanen, goden en godinnen. Kort na 1890 ontwerpt de Belgische architect Victor Horta in Brussel de eerste huizen waaraan dat duidelijk te zien is. In de eerste plaats zijn de versieringen niet langer afkomstig van vroegere voorbeelden, maar bestaan zij uit gestyleerde plant- en diervormen of abstracte, krullerige lijnen. Maar vooral de manier waarop Horta de gebruikte materialen toepast, brengt veel teweeg: tot ontzetting van het grote publiek worden baksteen en ijzer vrij in het zicht gelaten, ja zelfs zonder de klinknagels in het ijzerwerk te verbergen. De nieuwe ideeën slaan in de
meeste Europese landen snel aan. Wèl zijn er grote verschillen in de
manier waarop die in verschillende landen toegepast worden: vooral in België
en Frankrijk krullerig, zwierig en soms heel grillig, maar in Duitsland en
Oostenrijk meestal strakker en soberder. Verder krijgt de nieuwe stijl heel
verschillende namen. De bekendste daarvan zijn Jugendstil, naar het Duitse
tijdschrift Die Jugend (De Jeugd) en Art Nouveau, naar de Parijse winkel Art
Nouveau (Nieuwe Kunst). __________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Lang niet iedereen is
enthousiast over de Jugendstil. De grote P.J.H. Cuypers vergelijkt de nieuwe
stijl zelfs met "een teringlijdster, die met verraderlijke blos op de
wangen, maar kort van jaren, dol en opgewonden van het leven wil
genieten". Een andere architect van naam die zich ver van de Jugendstil houdt, is De Bazel. Zijn werk is heel anders was dan dat van Berlage. Eerst ontwikkelt hij een helemaal nieuwe vormentaal die nog dicht aanligt tegen de 19e eeuwse traditie en veel navolging krijgt (d). Pas later gaat hij over tot strakkere ontwerpen met een heel eigen versiering van lichte en donkere bakstenen banden (e, f). De laatste van de drie genoemde architecten, Ed Cuypers, komt verderop ter sprake. Nu eerst iets over de ontwikkelingen in de sociale woningbouw, die grote invloed hebben op de Amsterdamse architectuur. ___________________________________________________________________________
Een beetje geschiedenis De meeste bouwstijlen die tot nu toe aan de orde geweest zijn, weerspiegelen vooral de steeds wisselende modes, maar nauwelijks de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen of technische mogelijkheden. Dat is inmiddels rond het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw snel veranderd door de nieuwe politieke en sociale ideeën. Die leiden tot de eerste sociale wetten, waarvan de vooral schoolwet van 1878 en de woningwet van 1901 ook grote veranderingen in de bouwwereld met zich meebrengen. Al gauw moeten er massaal nieuwe scholen, woningen en zelfs helemaal nieuwe wijken gebouwd worden, volgens strikte regels die door de overheid vastgesteld worden. ___________________________________________________________________________ |
|||||||||||||||||||||||||||||
16 SOCIALE WONINGBOUW IN DE
19e
EEUW
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vooral in de sociale
woningbouw zijn er grote vernieuwingen. In de loop van de 19e
eeuw worden er geleidelijk meer woningblokken voor armen gebouwd, meestal in
opdracht van rijke filantropen. De meeste tonen de stijl die toen het meest
geschikt gevonden werd voor arbeiderswoningen, nl. "eenvoudig, zakelijk en
eerlijk". Vaak hebben deze heel traditionele vormen (a, d), maar
vaak ook zijn zij wat meer opgesierd met de gebruikelijke laat-19e
eeuwse ornamenten (b, e).
|
|||||||||||||||||||||||||||||
De kiem van de Amsterdamse
School wordt rond 1910 gelegd, vooral in het architectenbureau van
Ed. Cuypers, die al even genoemd is. Waaraan is de Amsterdamse School te herkennen? 1. Meer dan ooit worden hele
woningblokken opgevat als één geheel in plaats van een samenstel
van een aantal huizen (d). Veel Amsterdamse School architecten maken van een
huizenblok of ander gebouw zelfs eerst een model in klei. ___________________________________________________________________________
De grote doorbraak komt in
1913: dan krijgt Van der Mey de opdracht voor een ontwerp voor het
Scheepvaarthuis, het kantoor van de zes belangrijkste Amsterdamse
scheepvaartmaatschappijen. Het moet een duur en luxueus gebouw worden
dat de status van de verenigde scheepvaarmaatschappijen benadrukt. In 1914, nog tijdens de bouw van het Scheepvaarthuis breekt de eerste wereldoorlog uit, waarbij ons land volledig geïsoleerd raakt. Mede daardoor kan de Amsterdamse School stijl zich ongestoord ontwikkelen, met heel weinig invloeden uit het buitenland (waar in die jaren de bouw overigens praktisch stil ligt). Een paar jaar later, in 1917, is er weer iets belangrijks: dan neemt de gemeenteraad het eerste grote uitbreidingsplan aan, het Plan Zuid van Berlage. De Amsterdamse School architecten hebben juist in dat jaar de leidende positie in Amsterdam veroverd en profiteren daardoor verreweg het meest van de stroom van gemeentelijke opdrachten die nu volgt. Vanaf dat jaar domineren zij de bouwactiviteit in Amsterdam: niet alleen krijgen zij alle gemeente-opdrachten (scholen, bruggen, tramremises en nog veel meer), maar zij krijgen zelfs de controle over de ontwerpen van architecten die niet bij de Amsterdamse School horen! Uiteindelijk ligt er rond Amsterdam een complete ring van woningbouw (vooral sociale woningbouw), die bijna volledig in Amsterdamse School stijl uitgevoerd is. Tenslotte moet nog de naam Hildo Krop genoemd worden, de stadsbeeldhouwer, die vanaf rond 1915 tot kort voor zijn dood in 1970 Amsterdam verfraaide met een onvoorstelbaar aantal karakteristieke, robuuste beelden. Pas rond 1925-1930 begint de
Amsterdamse School zijn alleenheerschappij kwijt te raken.
Gebeurtenissen die daar aan bijdragen zijn: ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
VAN 1925 TOT DE TWEEDE WERELDOORLOG
De Amsterdamse School architectuur blijkt een taai leven te hebben. Allerlei opkomende nieuwe stijlen krijgen dan ook maar moeilijk voet aan de grond. Het tijdvak van omstreeks 1925 tot de tweede wereldoorlog is daarom een chaotische periode, waarin de hierna genoemde stijlen naast en door elkaar worden toegepast. Toch wordt hieronder geprobeerd die verschillende bouwstijlen afzonderlijk te bespreken. Om te beginnen twee stijlen die dicht tegen de Amsterdamse School liggen en daarmee vaak gecombineerd worden. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Art Déco is een afkorting
van "Exposition Internationale des Arts Décoratifs Industriels et Modernes"
(Internationale Tentoonstelling van Decoratieve Industriële en Moderne
Kunsten), die in 1925 in Parijs gehouden wordt. Die afkorting wordt
overigens pas in 1966 voor het eerst gebruikt. De stijl is al in de eerste
decennia van de 20e eeuw ontstaan en breidt zich al gauw uit over
de hele wereld. Fraaie voorbeelden zijn te vinden in Parijs, New York (de
wolkenkrabbers!), Miami en het Nieuw-Zeelandse Napier. Bij ons ontwikkelt
deze stijl zich min of meer parallel met de Amsterdamse School, waarmee
hij heel veel overeenkomsten heeft. Omdat de Art Déco
architectuur nauw verwant is aan de Amsterdamse School, volgen hier nog even
de twee punten waarin zij het duidelijkst verschillen: Over foto de pui van een winkel aan de Weteringschans (a) valt nog iets bijzonders te melden: dit is niet alleen een van de meest overtuigende Art Déco ontwerpen in Amsterdam, maar wint in 1925 zelfs een gouden medaille op de grote Art Déco tentoonstelling in Parijs. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Frank Lloyd Wright is een invloedrijke Amerikaanse vernieuwer, die behoort tot de eerste architecten die al rond 1900 geen ornamenten meer op hun gebouwen aanbrengen. Bovendien gaat hij, tegen alle tradities, niet meer uit van het uitwendige aanzicht van het gebouw, maar van de vertrekken die er in moeten komen. Zo ontstaan onregelmatige, meestal asymmetrische gebouwen, samengesteld uit rechthoekige blokken van verschillende afmetingen. Dat zij meestal toch mooi zijn, komt voor een groot deel door hun ver overstekende daken, die in Amerika zorgen voor bescherming tegen de zon, maar bij ons vooral dienen als aardig accent. Frank Lloyd Wright is ook een belangrijke figuur bij de ontwikkeling van de moderne functionalistische architectuur (zie verderop bij het Nieuwe Bouwen). Op 76-jarige leeftijd ontwerpt hij nog het beroemde Guggenheim Museum in New York en als architect blijft hij actief tot zijn dood op 92-jarige leeftijd. De al genoemde Wijdeveld is zó onder de indruk van Wright's werk, dat hij in 1925 vijf hele nummers van zijn tijdschrift Wendingen aan hem wijdt. Wright's vormen blijken goed te passen in onze "Amsterdamse School omgeving". Er zijn dan ook heel wat voorbeelden van te vinden. Het vroegste is waarschijnlijk de villa Troostwijk aan het Museumplein, uit 1925 (a). Foto's b en g tonen het Olympisch Stadion uit 1928, dat nog maar kort geleden teruggebracht is in zijn oorspronkelijke staat. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
In de nadagen van de
Amsterdamse School zijn veel kenmerken van die stijl nog steeds aanwezig,
b.v. de zware ramen met ingewikkelde ruitjes (a). Maar, zoals al gezegd,
deze zijn doorgaans veel soberder dan tevoren. Het glas-in-lood dat nog in
veel ramen zit, heeft veel minder kleur dan vroeger (b) en soms zelfs
helemaal geen kleur. Een verrassend punt is de terugkeer van de schuine daken rond 1925, op woningblokken (e) èn op vrijstaande huizen (f): de weelderige "twintiger- en dertigerjaren villa's", die tegenwoordig weer zo in trek zijn en zelfs vaak geïmiteerd worden in nieuwbouwwijken. Het Meisje met Paard op de Muzenbrug (g) is een van de vele beelden van Hildo Krop. Ook verderop op het Muzenplein, inclusief de bruggen, zijn beeldhouwwerken van Krop te vinden. Maar de negen kinderfiguurtjes in het plantsoentje aan het water zijn gemaakt door negen andere beeldhouwers. Mogelijk was deze opdracht een antwoord op hun toenemend protest tegen Krop's bijna onaantastbare monopoliepositie als beeldhouwer in dienst van de gemeente. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Het Nieuwe Bouwen (ook wel Nieuwe Zakelijkheid of Functionalisme genoemd) verschilt fundamenteel van alle voorafgaande bouwstijlen: deze stijl is namelijk gebaseerd op het idee dat de juiste vorm van een gebouw vanzelf komt als de architect zich bij het ontwerpen maar richt op doelmatigheid. Dat betekent vooral een efficiënte plattegrond; en verder het gebruik van beton en andere moderne materialen (die heel duidelijk in het zicht blijven - a, b, c, f), veel "licht, lucht en ruimte" en het weglaten van versieringen. Hun inspiratie halen de architecten van het Nieuwe Bouwen vooral uit het Bauhaus, een idealistische Duitse instelling, opgericht in 1919, waar architecten, meubelmakers en tal van andere kunstenaars volgens de nieuwste ideëen opgeleid worden. Maar ook de modernistische Franse architect Le Corbusier en de al besproken Frank Lloyd Wright hebben veel invloed. Het eerste gebouw in Amsterdam, gebouwd strikt volgens de principes van het Nieuwe Bouwen, is waarschijnlijk het administratiekantoor van de Theosofische Vereniging (a). Het dateert uit 1926, als de Amsterdamse School nog zeer machtig is. De ontwerpers, Brinkman en Van der Vlugt, werken dan al aan de wereldberoemde Van Nelle Fabriek in Rotterdam. In de tijd van het Nieuwe Bouwen worden veel gebouwen wit bepleisterd of wit betegeld (a, b, c). Ook ronde ramen komen steeds meer voor; hier zien we ze in de uitbreiding van de Bijenkorf uit 1938 (b) en in Rietveld's "koepel" op het dak van Metz uit 1933 (e). In de laatste jaren voor de tweede wereldoorlog wijken steeds meer architecten af van de strenge regels van het Nieuwe Bouwen. Een goed voorbeeld is het Amstelstation, (d) uit 1939. Dat is, met zijn licht geknikte dak en met een soort schijnpilaren aan de voorgevel, duidelijk geïnspireerd op antieke tempels. Dit teruggrijpen naar ouderwetse vormen hangt vooral samen met de stijl die in die tijd het Nieuwe Bouwen begint te verdringen. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Architecten houden in het begin van de 20e eeuw lang vast aan de vertrouwde 19e eeuwse vormen. Vooral als het om warenhuizen gaat, is de 19e eeuwse "Internationale Stijl" nog ver na 1900 favoriet. Maar ook andere traditionele stijlen worden nog geregeld toegepast, denk b.v. aan de Effectenbeurs (vlak naast de Koopmansbeurs van Berlage), uit 1913, met zijn mengelmoes van oude vormen; de puur gotische Vredeskerk (Van Hillegaardstraat), uit 1923-1924; het Tropenmuseum, voltooid in 1926, in neo-renaissance stijl en tenslotte de stoere, Berlagiaanse Linnaeushof in de Watergraafsmeer, uit 1925-1928. Dit traditionalisme wordt door de Delftse hoogleraar Granpré Molière nieuw leven ingeblazen - vandaar de naam Delftse School. Vooral bij woonhuizen streeft hij naar een nederige architectuur, gebaseerd op wat hij beschouwde als universele normen en waarden. Die vindt hij vooral in de traditie van Nederlandse plattelandsbouw en in de soberheid en eerlijkheid van Berlage. Publieke gebouwen zoals kerken en kantoren mogen daarentegen wèl monumentaal zijn om hun functie te benadrukken. Het lichtende voorbeeld daarbij is de Scandinavische architectuur (en dan vooral het raadhuis van Stockholm, voltooid in 1923). Waaraan is de Delftse School te herkennen? 1. Delftse School gebouwen
zijn bijna zonder uitzondering gemaakt van duidelijk zichtbaar baksteen
(te zien op de meeste foto's hierboven). Vaak wordt dit baksteen
aangevuld met natuursteen, liefst op "constructieve plaatsen", inclusief
de omlijsting van deuren en ramen (d, j), zoals vooral Berlage dat deed.
Moderne materialen zoals beton worden zo min mogelijk gebruikt - en dan
vaak nog verhuld door baksteen. Ook de Delftse School wordt weer veel gecombineerd met andere stijlen. Daardoor worden gebouwen vaak door de ene auteur bij de Delftse School gerekend, maar door de andere b.v. bij de Amsterdamse School. De Delftse School ontwikkelt
zich geleidelijk tot de echte opvolger van de Amsterdamse School. Daaraan
draagt bij dat de andere concurrent, het Nieuwe Bouwen, met zijn strakke
vormen niet snel echt populair wordt. Verder is het in de magere jaren '30
een factor van belang dat baksteen, dat de Delftse School op zo'n grote
schaal toepast, in die tijd heel goedkoop is. ___________________________________________________________________________
|
|||||||||||||||||||||||||||||
23 ROND DE TWEEDE WERELDOORLOG |
|||||||||||||||||||||||||||||
Tijdens de laatste periode, waarmee dit overzicht afsluit, speelt de Delftse School lange tijd de hoofdrol. Maar het Nieuwe Bouwen is zeker nog niet verdwenen en zelfs de Amsterdamse School is hier en daar nog te herkennen, b.v. in de late bruggen van Kramer. Kortom: er is een enorme variëteit van stijlen. Daarom tot besluit een greep uit de gebouwen uit die jaren, om de verschillende kenmerken nog eens te bekijken.
Deze rij laat twee gebouwen uit de laatste jaren voor de tweede wereldoorlog zien. De gevel van theater Bellevue, uit 1938 (a) past helemaal in het Nieuwe Bouwen: strak, met nauwelijks meer details dan een rond raam. Maar de sierlijke trapleuningen e.d., die we binnen zien (b), doen eerder aan de Delftse School denken. Foto c toont een detail van een strak woningblok uit 1938-1940. Het is modern voor die tijd, maar de gebogen luifel met zijn vrolijk opwippende randjes (die toen trouwens vaak werden toegepast), lijkt daar niet goed bij te passen.
Deze rij foto's laat gebouwen uit de oorlogsjaren zien. Het Badhuis op het Javaplein uit 1942 (a) is enerzijds tamelijk strak, met grote, vlakke, onversierde muren, maar anderzijds zijn er ook "grappige accenten": de holle vorm van de gevel, de ouderwets aandoende boogjes boven de ingang, sommige raampartijen precies op de hoeken van het gebouw en (op de foto niet te onderscheiden) ruitvormige raampjes op verschillende plaatsen. De Museum Flat uit 1940-1941 laat op het eerste gezicht een tamelijk modern gebouw zien (b). Maar bij nader kijken zijn er veel Delftse School details te ontdekken, waaronder ouderwetse smeedijzeren lantaarns (c).
Deze rij foto's laat gebouwen uit de jaren na de tweede wereldoorlog zien. Links zien we een deel van een dubbel huis uit 1950-1952, dat als geheel strak en recht is - het Nieuwe Bouwen dus. Maar er zijn ook kenmerken die daar niet helemaal bij horen, zoals de hier getoonde panelen met in het midden twee kleine rechthoekjes - verstrakte opvolgers van de rozetjes die wij bij de Delftse School op die plaats gezien hebben - en balkonhekjes met ruitvormig geplaatste spijlen. Ruitvormen zien we vooral in de jaren '50 - zie ook foto b. Het Minervaplein is ontworpen in 1932, maar een deel van de bebouwing dateert uit 1955. Alleen daar zien we dan ook weer ruitvormig smeedwerk (c). De laatste foto (d, van een puur Delftse School huis uit 1954, laat zien hoe lang die stijl nog in zwang blijft.
Na ±1955 begint de modernisering van de architectuur in ons land pas goed op gang te komen en is het Nieuwe Bouwen voor lange tijd de heersende stijl. De daarbij behorende vormentaal raakt steeds verder verwijderd van de lange traditie die in dit overzicht besproken is. __________
|
|||||||||||||||||||||||||||||